Tegen de versnippering

Boerderij in beweging op bezoek in Friesland

Tekst Maarten Ettema

 

0p 21 april 2022 vond de tweede bijeenkomst plaats van het programma Boerderij in Beweging, in samenwerking met provincie Friesland. Friesland heeft als eerste provincie een beleidsnota over de toekomst van boerderijen uitgebracht: Takomst Fryske Pleats. Met deze visie wil de provincie een aanzet geven om in tijden van grote dynamiek op het platteland de boerderij als anker in de gemeenschap en het landschap te behouden. Eenvoudig is dat niet, al was het maar door de veelheid aan regelingen en eisen aan eigenaren van monumentaal en karakteristiek erfgoed: ‘Je hebt echt doorzettingsvermogen nodig en ik hou mijn hart vast als er de komende tijd nog veel meer boerderijen vrijkomen.

‘Ankerpunten in het landschap’, zo noemt Kees van Stralen – adviseur erfgoed en cultuurlandschap bij de provincie Friesland – de boerderijen met hun erven in de provincie. Mede in het kader van de nieuwe Omgevingswet wil de provincie aandacht voor historische en moderne boerderijen, en hun bestaan en ontwikkeling ’koppelen aan de nieuwe opgaven in het landelijk gebied’. Van Stralen, die was betrokken bij het opstellen van Takomst Fryske Pleats, verwijst daarbij niet alleen naar de stikstofproblematiek die als een actuele opgave boven het landelijk gebied hangt, maar ook naar de achteruitgang van de biodiversiteit, de energieopgave en demografische krimp. Na te lezen: klik hier.

Van Stralen memoreert dat er elke maand gemiddeld acht boerderijen in de provincie leeg komen te staan, op een bestand van 8000 historische boerderijen. Ongetwijfeld kunnen die niet allemaal behouden worden, maar de provincie wil met haar inzet zoveel mogelijk boerderijen behouden. Volgens Van Stralen biedt de huidige dynamiek daar ook kansen voor: ‘Vrijkomende boerderijen kunnen een functie krijgen voor eigentijds agrarisch gebruik, met name voor natuurinclusieve landbouw. Ook komen er nieuwe economische functies: footloose en ambachtelijke bedrijvigheid – maar herbestemming betekent vooral “wonen, wonen, wonen”, zowel door particulieren als in de vorm van zorgwonen en groepswonen.’ Op dit moment lijkt wonen – toch al 80 tot 90 procent van de herbestemming – vooral aantrekkelijk door de krapte op de woningmarkt waardoor de vraag naar historische boerderijen veel groter is dan pakweg vijf jaar geleden.

 

                Allemaal deskundigen

 

Boerderij in Beweging is vandaag – 21 april 2022 – te gast in het dorpshuis in Tietjerk, een karakteristieke voormalige boerderij in het hart van het dorp. Het dorpshuis was aanvankelijk een gemeentelijk monument maar is door de gemeente van de lijst gehaald om de initiatiefnemers meer ruimte te geven toen de exploitatie en de verduurzaming van het pand niet rond kwamen. Binnenkort wordt begonnen met de bouw van een school tegen het pand aan.

In het dorpshuis luistert een vijftigtal genodigden naar de inleiding van Kees van Stralen. Het zijn allemaal ‘deskundigen’, aldus moderator Ton Peters: vertegenwoordigers van provincies, gemeenten, erfgoedorganisaties, en eigenaren van agrarisch erfgoed. Grote afwezigen: boeren en hun organisaties. Dat is opmerkelijk, immers zij beheren de bulk aan agrarisch erfgoed. 

Er wordt wat gespeculeerd over de redenen: ‘De boer heeft loodsen en stallen, en daar verdient hij zijn geld. En die oude boerderij gebruikt hij niet meer en daar steekt hij ook geen geld in’, en: ‘Ze zijn bang dat het straks wordt bestempeld als staatssteun.’

 

                Eigenaren informeren

 

Kees van Stralen legt de voornemens van de provincie voor aan de zaal. Een paar krenten uit de pap: het instellen van één loket voor eigenaren en toegang tot een ervenconsulent; het beter ontsluiten van kennis over herbestemming; het verruimen van de planologische mogelijkheden (‘wonen, wonen, wonen’); financiering verruimen; gemeenten stimuleren om boerderijenvisies op te stellen. Om met dat laatste te beginnen – gemeenten gaan heel verschillend met hun agrarisch erfgoed om. En dat is nog een understatement. Zo geldt overal een onderscheid tussen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden. Er zijn gemeenten die dat alles keurig in kaart hebben. Andere gemeenten hebben dat overzicht niet. Zo is ‘karakteristieke boerderij’ vaak slechts een aanduiding in het bestemmingsplan, waardoor in sommige gemeenten eigenaren niet eens wéten dat ze een dergelijke waardering op hun pand hebben.

Maar er zijn ook voorbeelden van gemeenten in Groningen waar alle eigenaren, ook van karakteristieke boerderijen, per brief zijn geïnformeerd, zodat zij wel goed op de hoogte zijn.

De provincie wil voortbouwen op de al bestaande aanpak van de ‘Nye Pleats’, waarbij agrarische bedrijven begeleid worden bij bijvoorbeeld schaalvergroting, en deze aanpak nu ook inzetten voor de nieuwe opgaven. De nieuwe Omgevingswet biedt daar handvatten voor.

De provincie is niet van plan gemeenten te verplichten tot het overnemen van de provinciale visie in de vorm van een boerderijenvisie in het omgevingsplan, maar wil dit wel stimuleren. Daarmee zou een eind kunnen worden gemaakt aan de verschillen in beleid. Bovendien dwingt een boerderijenvisie gemeenten om integraal naar hun bestand van boerderijen en erven te kijken, en af te stappen van de ad-hocbenadering om pas bij het vrijkomen van een boerderij te onderzoeken wat de waarde én de mogelijkheden zijn.

 

                Heel verschillende formulieren

 

Onder de aanwezigen, met name de eigenaren, klinkt veel frustratie door over het versnipperde beleid. In de ene gemeente zijn de mogelijkheden en de begeleiding veel beter geregeld dan in een andere. Niet alle gemeenten hebben de kennis en de mankracht om een samenhangend boerderijenbeleid te voeren. Er is zelfs een gemeente die van plan is alle karakteristieke boerderijen – en daarmee subsidiemogelijkheden – uit het bestemmingsplan te schrappen.

Voor verschillende regelingen moeten bovendien heel verschillende formulieren worden ingevuld: ‘Je hebt echt doorzettingsvermogen nodig en ik hou mijn hart vast als er de komende tijd nog veel meer boerderijen vrijkomen.’ En als alles in kannen en kruiken lijkt, dan nog kan veranderende regelgeving of de aanstelling van een nieuwe wethouder de eigenaar weer op achterstand zetten. 

                Aardbevingsschade

 

Ongelijkheid tussen gemeenten; ongelijkheid tussen provincies. Heeft Friesland nu zijn beleidsnota, Noord-Holland heeft al wat langer een beleid voor de karakteristieke stolpboerderij, inclusief een stolpenconsulent, waarderingskaart en cursussen voor gemeenten. In Overijssel zijn er erfcoaches die aan tafel komen bij bijvoorbeeld bedrijfsbeëindigingen en die kunnen helpen bij herbestemmingsvragen. En Groningen is al een stap verder met het erfgoedbeleid, mede omdat daar door de aardbevingsschade massale sloop dreigde. Om dat tegen te gaan heeft de provincie gemeenten verplicht karakteristieke panden (niet alleen boerderijen) op te nemen in hun omgevingsplannen.

De provincie heeft verder het erfgoedloket ook opengesteld voor eigenaren van karakteristieke panden, waar zij informatie kunnen krijgen over welke regels gelden en welke subsidiemogelijkheden er zijn.


                ‘Eerstelijnszorg bij herbestemming’

 

Zo’n loket voor herbestemmingsvragen heeft Friesland ook: het Kenniscentrum Herbestemming Noord. Bij dit kenniscentrum kunnen eigenaren terecht met hun vragen over regels en procedures. ‘Eerstelijnszorg bij herbestemming’, zo karakteriseert Michel Adema van het kenniscentrum het werk dat door de provincie Friesland en Drenthe wordt gefinancierd. De provincie Friesland heeft het kenniscentrum gevraagd om te adviseren over het beleid voor agrarisch erfgoed.

Adema presenteert in een overzichtelijke Powerpoint de belangrijkste bevindingen uit het advies. Allereerst weer de constatering dat er weinig inzicht is in welke boerderijen het predicaat karakteristiek hebben. Een monumentenstatus is doorgaans wel bekend bij Rijk, provincie en gemeente, maar juist die categorie karakteristieke boerderijen en hun erven die zo het landschap bepalen (‘ankers’), blijft onderbelicht. Eigenaren van (wel bekende) karakteristieke panden voelen zich vaak in de subsidiemogelijkheden ongelijk behandeld ten opzichte van monumenteneigenaren – waarbij aangetekend dat zij meer vrijheid hebben om onderhoud en verbouwingen naar eigen inzicht en door niet-gespecialiseerde aannemers te laten uitvoeren.

 

                Ruimer woningcontingent

 

Niet verrassend is het advies van het kenniscentrum om kennis te verzamelen en te stroomlijnen: ‘Zorg voor een overzicht van alle karakteristieke boerderijen in de provincie.

Ontsluit dit via een database – en hou dat dan ook goed bij.’ Meer praktisch is het advies om ‘planologische ruimte voor herbestemming’ te vergroten – vooral door de bouw van meer woningen toe te staan op voormalige boerenerven. Gemeenten kijken te vaak naar wat het bestemmingsplan voorschrijft en wijzen op grond daarvan een ruimer woningcontingent af.

Het kenniscentrum becijferde in een voorbeeld dat er soms wel vier nieuwe wooneenheden nodig zijn om een herbestemming betaalbaar rond te krijgen. Adema pleit voor een rol van de provincie om te komen tot uniformiteit tussen gemeenten. Zoals: ‘Stel bij herbestemming eisen aan behoud van karakteristieke waarden en behoud van erf en structuur.’ Dat kan een uitgangspunt zijn bij het verruimen van de woonmogelijkheden.

 

                Goed voorbeeld

 

Om de ‘boerderij in beweging’ te krijgen, zo mag de conclusie van het bezoek aan Friesland luiden, is allereerst een betrouwbare, consistente en meedenkende overheid nodig.

 Een boerderijenvisie op provinciaal en gemeentelijk niveau maakt een gebiedsgerichte aanpak mogelijk en voorkomt onvoorspelbaar ad-hoc beleid. Een inventarisatie van waardevolle panden in elke gemeente past daarin.

Eén laagdrempelig loket en begeleiding van eigenaren die hun pand willen herbestemmen, zou veel frustratie kunnen voorkomen. Als overheden dan ook nog eens hun beleid onderling beter afstemmen en hun bureaucratie eens tegen het licht houden, zou herbestemming voor meer burgers een haalbare uitdaging kunnen worden.

Friesland geeft met Takomst Fryske Pleats het goede voorbeeld op provinciaal niveau. In de meeste gemeenten en provincies zit agrarisch erfgoed versnipperd over meerdere domeinen in het beleid (ruimte, agrarisch, erfgoed, wonen, sociaal). Terwijl papier geduldig is, raakt ondertussen de tijd op om nog eens rustig de inmiddels bekende knelpunten te laten voortsudderen. Of, zoals Ton Peters zegt: ‘Dit is een prachtige provinciale nota, een mooi rond verhaal – maar hoe gaan we dat uitvoeren?’